· Steffi
· 24 jaar
· Studeert sociaal werk
· Wordt gelukkig van lezen en schrijven, mediteren, met vrienden afspreken, handgeschreven post en de kleine alledaagse dingen zoals een kindje dat schaterlacht of een vogel die fluit ’s ochtends.
People pleasing
Mijn verhaal begint ongeveer toen ik twaalf was. Ik ben toen terechtgekomen in een situatie die ik waarschijnlijk te persoonlijk heb genomen. Ik was toen net twaalf jaar, en zat in de tussenfase tussen kind en puber. Ik was mezelf volop aan het ontwikkelen en dit voorval heeft er toch wel erg ingebeukt en mijn vertrouwen geschaad. Door wat zich afspeelde ben ik beginnen geloven dat niemand mij graag kon zien.
Het was alsof ik een klik maakte in mijn hoofd. Ik was ervan overtuigd dat ik er alles aan zou moeten doen om ervoor te zorgen dat mensen mij leuk zouden vinden. Ik ben volledig beginnen leven in functie van anderen en naar hoe ik dacht dat mensen wilden dat ik was. Naarmate de tijd vorderde, werd dit enkel erger. De kleren die ik droeg, waren afhankelijk van de vriendengroep waarmee ik afsprak. Ik paste me enorm hard aan. Mijn muzieksmaak beperkte zich tot wat mijn vriendinnen luisterden en niet wat ik zelf leuk vond. Zeggen wat ik dacht was uit den boze en ik zou van toen af aan een ‘ja-knikker’ worden.
Een opstapeling van gebeurtenissen
Op mijn veertiende maakte iemand anders zich baas over mijn lichaam. Ik beschouwde mezelf als een stuk uitschot. Voelde me vies. De controle over mezelf en mijn eigen ruimte was volledig verdwenen. Er over spreken deed ik niet, uit schrik om uit de boot te vallen. Ik herbeleefde dit moment nog een ontzettend lange periode opnieuw. Dit vaak op de meest onverwachte momenten. Angsten kwamen hierbij opzetten. Het wantrouwen in mannen, de angsten en het twijfelen aan mezelf stapelde op, maar ik zweeg in alle talen.
Iets later kreeg ik op school te maken met pestgedrag. Pas door later in therapie te gaan heb ik ontdekt dat dat toch wel een grote impact heeft gehad. Op dat moment besefte ik dat niet. Dat was voor mij gewoon hoe mensen zich tegenover mij gedroegen. Meer was ik niet waard, meer dan dit verdiende ik niet. Mijn zelfvertrouwen ging er daardoor natuurlijk niet op vooruit.
Op mijn zeventiende kreeg ik een relatie met iemand die zeven jaar ouder was. Het leek helemaal ok, maar dat bleek het niet te zijn. We zaten in andere levensfases en hadden een andere kijk op bepaalde dingen. Ik kreeg het gevoel dat ik mij telkens moest meten met anderen, dat ik het beter moest doen, de competitie moest aangaan. Dat was vermoeiend en heeft veel van mij gevraagd. Het moeilijkste hieraan vond ik denk ik nog dat ik me niet gehoord of begrepen voelde. Ik neem hem dat niet kwalijk, maar het was best moeilijk.
Als de jongere binnen de groep, had ik het gevoel niet mee te zijn. Ik vulde mijn dagen anders, had de ervaringen die zij al hadden nog niet opgedaan, … Ik legde mezelf op interessant te zijn, te zorgen dat ik kon meepraten. Ik pushte mezelf harder mijn best te doen, dit was ook wat ik telkens te horen kreeg. Maar hoe harder ik pushte, hoe verder ik van iedereen af kwam te staan en hoe minder ik er ging bij horen. Des te groter werd de afstand binnen de relatie.
Isolatie
Die periode heeft een grote indruk achtergelaten. Een periode van heel veel twijfels, achterdocht en wantrouwen. Een periode waarin ik aan hem, aan mij en aan alles wat daartoe behoorden twijfelde. Wat was echt en wat niet? Ik kreeg er geen vat meer op en hij was ook het overzicht kwijtgeraakt. Het was alsof ik gevangen zat in mijn eigen hoofd, enkel en alleen door moedwillig vol te houden van iemand te houden.
Uiteindelijk heb ik er zelf een punt achter gezet, omdat het voor ons beiden beter zou zijn. Het viel moeilijk te accepteren en het heeft meer kapotgemaakt dan nodig was.
Een groot verlies
Tussendoor, in 2016, is mijn grootmoeder overleden. Zij deed mij voelen wat het was om onvoorwaardelijk geliefd te worden. Zij kon dwars door mij heen kijken en wist meteen wanneer het niet goed met mij ging. Haar kon ik niets wijsmaken. Elke middag ging ik bij haar eten. Zij ving mij op, was mijn maatje. Dus toen ik haar kwijtgeraakte heeft dat nog de grootste krak gegeven. Toen had ik het gevoel er helemaal alleen voor te staan.
Het ingetogen, somberdere gevoel is iets wat ik al heel lang herken. Door in gesprek te gaan in therapie krijg je meer inzichten in zaken die je een hele lange tijd voordien hebt meegemaakt. Dingen die je dacht, dingen die je deed. Zo kwam het voor mij terug naar boven dat ik altijd al een bepaald iets had met ‘wat als ik doodga?’. Niet dat ik dit toen wou, maar het fascineerde me al snel. Zo verstopte ik stiekem boodschappen voor mensen om te vinden, stel dat er iets zou gebeuren.
Echt actief bezig zijn met de dood, is ongetwijfeld gekomen door de zaken die op mijn pad terechtgekomen zijn. De gebeurtenissen en dan onvermijdelijk de manier waarop ik ermee ben omgegaan. Door te zwijgen heb ik mijn eigen schip langzaam doen zinken.
De eerste poging
In 2017 heb ik voor de eerste keer een suïcidepoging ondernomen. Deze heb ik overleefd. Het blijft onwennig hierover te vertellen. Alles was voorbereid. Er waren brieven geschreven voor mensen die er waarschijnlijk zelfs niet op zouden zitten wachten. Ook schreef ik een brief voor mensen die ik toch vergeten zou zijn of er toch nog iemand met vragen zou zitten. Na verloop van tijd was het genoeg geweest. Ik overleefde van paniekaanval naar paniekaanval en kon het niet langer dragen. Ik was tot in de puntjes voorbereid, maar het leven van iemand anders heb je niet onder controle. Mijn zus verstoorde mijn poging en redde zo onbewust mijn leven.
Dat was het moment dat ik een klik maakte. Niet om hulp te zoeken, maar om het anders aan te pakken. Ik zou het zo moeten aanpakken dat ik niet gevonden hoefde te worden door iemand uit mijn omgeving of iemand die hier niet toe opgeleid was. Ik zou het nog beter moeten voorbereiden. Dit was wat me bezighield. Ik leefde in een waas en werd er helemaal door bedolven.
Geen verlichting
Die zomer ging ik rondtrekken in Nepal. Het leek alsof ik daar een tweede adem gevonden had. Eenmaal terug thuis, kwam de boomerang weer recht in mijn gezicht terug. Het was tegen Bo, die met mij mee was naar Nepal, dat ik uiteindelijk eerlijk ben geweest. Zij stuurde mij naar haar psycholoog en ik kan haar hier niet hard genoeg voor bedanken.
Het was mijn tweede poging om bij een psycholoog in behandeling te gaan. Deze keer bleek het gelukkig een match te zijn, wat mij enorm geruststelde. Het probleem was dat de wekelijkse sessies niet voldoende hielpen. Ik was een uurtje per week heel eerlijk tegen de psycholoog, maar zodra ik zijn deur uitstapte zette ik mijn masker weer op. Ik bleef vastzitten in mijn rollenspel en maakte geen ruimte voor de verwerking van wat er echt speelde.
Ik zakte verder weg. Zo leek het voor mij niet anders te kunnen dan te automutileren bij paniekaanvallen. Die waren zo sterk dat ik er zelf niet uitgeraakte, dus ik zocht naar een prikkel die sterk genoeg was. Daarop besloot de psycholoog om samen te beginnen werken met mijn huisarts, zodat ik kon beginnen met medicatie en ik niet heel de tijd zou hervallen. Bij de start van de medicatie ging het een tijdje beter. Tevergeefs bleek ook deze aanpak niet te voldoen. Ideeën werden concreter, het automutileren werd erger en tijdens de periodes tussen de paniekaanvallen was ik eerder aan het overleven dan leven. De huisarts en psycholoog besloten dat ik me zoveel mogelijk moest ontlasten. Ik mocht niet meer naar school, niet meer met de auto rijden en mijn medicatie werd beheerd door mijn ouders. Ik werd geleefd. Ik zat thuis. Dat op deze manier de druk weggenomen werd, was goed. Het deed me deugd. De keerzijde van de medaille was wel dat ik nu 24/7 tijd had om na te denken, te piekeren en bleef vastzitten in mijn eigen hoofd.
Ik kon niet beloven dat ik mezelf niets zou aandoen
Tijdens een van de consulten bij de huisarts stelde hij de vraag: “Als je nu naar buiten gaat, kan je me dan beloven dat je het eerste halfuur jezelf niets gaat aandoen?” En hoe kort een half uur ook was, ik kon dat niet beloven. Dat was het moment dat de huisarts mij met een verwijsbrief en mijn koffertje naar de PAAZ van GZA Sint-Vincentius stuurde.
Daar ben ik twee maanden opgenomen geweest. In PZ Duffel verbleef ik vervolgens nog een maand, gevolgd door negen maanden dagtherapie. Die opname heeft heel veel gedaan en veranderd. Vooral de erkenning die ik kreeg, had een enorme impact. Tijdens mijn opname was het de eerste keer dat ik bewust met mensen in contact kwam die snapten waar ik doorging. Die mij oprecht en gemeend het gevoel gaven dat het goed kon komen. Mij laten opnemen was het beste dat ik had kunnen doen. Was ik er blij mee dat ik opgenomen moest worden? Absoluut niet. Maar aan de andere kant dacht ik: als het nodig is, dan moet het maar. Ik leerde minstens evenveel van mijn medepatiënten als van de therapieën. Hoewel onze verhalen verschillend waren en we allemaal onze eigenheid hadden als individu, waren er vele gelijkenissen in wat we doormaakten en voelden. Ik leerde heel veel van hoe zij daar mee omgingen, hoe zij het aanpakten en ervaarden.
De overgang van een jaar intensief therapie terug naar mijn gewone leven was niet gemakkelijk. Ik was plots weer volledige dagen terug thuis die ik zelf op diende te vullen met bezigheden. Heel wat mensen gingen ervan uit dat nu ik terug mijn ‘normale’ leven terug had, alles ook weer voor de volle 100% in orde was. Zover was ik nog niet en dat zorgde soms voor confronterende situaties. Ik had gelukkig wel de zekerheid dat ik werd opgevolgd door mijn psycholoog. Wat vooral door mijn hoofd spookte en waar ik het vooral erg moeilijk mee had, was dat mensen mij zouden zien als ‘Steffi die in de psychiatrie heeft gezeten’. Ik vond het heel moeilijk om daarmee om te gaan en had het gevoel dat mensen mij zagen als de diagnoses die ik had gekregen en niet de persoon die ik was. Ik wou niet in een hokje vastzitten. Daar heb ik heel hard aan moeten werken toen ik mijn gewone leven weer oppikte. Ik merk dat ik heel veel heb geleerd over grenzen stellen, dingen aangeven en erover praten. Maar dat heb ik moeten oefenen en dat zal ik moeten blijven doen.
De ruimte om erover te praten
Soms heb ik het gevoel dat ik nu te open ben en te snel mijn verhaal vertel. Dat is soms bevreemdend, want daarvoor sprak ik er nooit over. Wanneer ik iemand ontmoet, stel ik me telkens opnieuw de vraag “hoe lang wacht ik met eerlijk zijn?”. Wanneer kom ik op het punt dat ik dit verhaal vertel? Het hangt uiteindelijk van persoon tot persoon af, maar sommige mensen reageren ook heel open. Na mijn eerste week in opname, plaatste ik een foto op Instagram. Plots zeiden vrienden, mensen die ik al jaren kende, dat ze ook al jaren medicatie namen of in therapie waren. Hier wist ik dan vaak niets van. Door zelf zaken te delen, geef je andere mensen de ruimte om ook over hun eigen leven te vertellen.
Als ik mezelf van toen goede raad moest geven? Dan zou ik zeggen: “Praat er gewoon over. Echt gewoon doen.” Ik zou dat toen nooit hebben aangenomen, waarschijnlijk. Ik was een gesloten boek en dat vond ik prima. Toch zou daar wel echt op hameren. Of schrijf het op en laat het door iemand lezen. Het is mijn oprechte overtuiging dat als ik in die eerste fase al met iemand had gebabbeld, dat het niet zover had moeten komen.
Als ik toen meer geweten had over mentale gezondheid, had dat mij ongetwijfeld geholpen. Ik heb jaren rondgelopen met het gevoel dat ik raar was. Dit had dat gevoel misschien al gedeeltelijk kunnen wegnemen. Waarom zou je niet net zoals een les EHBO of seksuele opvoeding, ook een les rond mentaal welzijn geven? Waarom zou je kinderen niet kunnen vertellen dat het oké is om je niet goed te voelen. Het is belangrijk dat kinderen de boodschap krijgen dat er altijd naar hen geluisterd zal worden wanneer zij dat nodig hebben. En uiteraard, dat het dan ook echt gebeurd.
__
Steffi richtte in het kader van haar ervaringen samen met een vriendin, Femke Marien, “CAVA?! VZW” op, een vzw die zich inzet voor mentale gezondheid.
Comments