· Karo
· 43 jaar
· Geeft met veel plezier les en werkt graag met jongeren
· Wordt gelukkig van haar kinderen gelukkig te zien, in een rustgevende omgeving te zijn en van mooie dingen te genieten.
Ik was altijd boos op mezelf
Mijn verhaal is lang. Ik heb niet één verhaal over een depressie of burn-out. Het is een heel proces, wat ik na al die jaren eindelijk ook kan zien als een proces en heb leren aanvaarden. Ik zou mijn problematiek omschrijven als een cocktail van hoogsensitiviteit, verlammend perfectionisme, faalangst, een paniekstoornis, neiging tot depressie en een gebrek aan zelfvertrouwen.
Tot tien jaar geleden was ik eigenlijk altijd boos op mezelf. “Is het nu nog niet gedaan met die angst en zwarte gedachten? Ben je nu nog geen stap verder? Is die paniek daar weer? Ben je nu nog altijd niet zoals de anderen?” Nu weet ik dat iedereen (in meer of mindere mate) met zijn eigen moeilijkheden worstelt. Dat de anderen NIET perfect zijn.
Mijn gezin heeft mij wel stabiliteit gegeven en me misschien wel de zin van het leven doen inzien. Die stabiliteit was voordien altijd ver zoek, want ik kon ze niet vinden bij mezelf. Ik geloofde steeds dat ik afhankelijk was van anderen, zelfs om te kunnen leven. Mijn kinderen dwingen mij nu om wel op mezelf te vertrouwen en om te zien dat ik het wel kan, want ik doe het.
Goed is goed genoeg
Nooit heb ik mij stabiel of “oké” gevoeld. Als driejarige voelde ik mij in de groep al anders dan de anderen. Het leek alsof ik er nooit echt bij hoorde. Dat is de rode draad doorheen mijn jeugd. Krampachtig op zoek gaan naar bevestiging en verbinding. Op alle vlakken trouwens, dus ook in mijn studie. Ik was perfectionistisch en had faalangst. Ik had altijd superhoge punten, door keihard te werken. Maar daardoor heb ik ook veel van mijn jonge leven vergooid. Dingen die nodig zijn om gelukkig te zijn, liet ik aan mij voorbijgaan.
Goed is goed genoeg, maar bij mij bestond dat vroeger niet. Op de universiteit explodeerde dat, de faalangst werd zo allesoverheersend dat ik suïcidaal werd en er geen leven meer overbleef naast studeren en naar de les gaan. Uitgaan en van het studentenleven genieten was er niet bij. Ik ben in mijn eerste jaar naar de studentenpsycholoog van de unief geweest en heb voor de eerste keer kalmeringsmiddelen genomen. Ook volgde ik faalangsttraining in groep, maar dat had tamelijk weinig effect. De volgende vier jaar van mijn studie waren een uitputtingsslag. De faalangst werd jaar na jaar een beetje minder, maar bleef heel erg bepalend. Mijn gezondheid leed eronder, de lichamelijke klachten waren niet te tellen en constant aanwezig. Ik vind het achteraf bekeken heel straf dat ik het toch volgehouden heb en die diploma’s behaald heb. Pas in mijn dertiger jaren heb ik een ommekeer gemaakt, van heel onstabiel en faalangstig naar een normalere way of life.
Ik voel alles heel hard
Niet alleen faalangst dirigeerde mijn leven, mijn hypergevoeligheid deed dat ook. Hoogsensitief zijn is natuurlijk geen stoornis, maar kan het leven toch knap lastig maken, zeker als je van jezelf te veel eist. HSP’s moeten écht veel meer rustmomenten inlassen dan mensen die niet hypergevoelig zijn. Het heeft zo lang geduurd eer ik dat aan mezelf toestond. Dat het oké was om bv. niet naar een rockfestival te gaan, omdat dat gewoon te veel van me eist. Ik weet ondertussen dat ik afspraken en sociale events gespreid moet inplannen in mijn agenda. Ik durf nu veel vaker ‘nee’ te zeggen en expliciet voor rust te kiezen. Het is typisch voor HSP’s om vatbaarder te zijn voor angst en depressie. Je leeft zonder filter, alles komt harder binnen, je doordenkt de dingen grondiger. Dankzij deze eigenschap geniet ik ook intenser van mooie dingen, van kunst, muziek en natuur, maar ik heb ze toch ook al vaak vervloekt. In de westerse wereld van de 21ste eeuw is het verdomd moeilijk om hoogsensitief te zijn. Het blijft een evenwichtsoefening.
Mijn wereld was heel klein
Door mijn constante hang naar bevestiging kon ik vroeger heel verliefd zijn en ging ik al vanaf mijn 12de voortdurend op zoek naar een liefje. Ik cijferde mezelf steeds weg en deed buiten proportie veel moeite voor de jongen van het moment.
Op de universiteit was ik samen met een man die in het middelbaar mijn leraar was geweest. Hij gaf Nederlands en was tien jaar ouder dan ik. Ik keek enorm naar hem op. Hij had in Amerika gewoond en wist alles van literatuur, muziek en de hele wereld. Achteraf bekeken was het geen wonder dat ik, onzeker en op zoek naar hechting, mij aan zo’n oudere vader- en goeroefiguur vasthaakte. Hij was mijn koning. Ook al veegde hij de vloer met mij aan, zo bleek al gauw. Hij wist alles en kon alles, liet me de wereld zien. En ik voelde mij ook wat vereerd, dat zo’n oudere man die de vrouwen maar voor het kiezen had, míj koos.
Ik ben met hem getrouwd toen ik 23 was. Hij hield er nogal een liederlijk leven op na en had verschillende (gelijktijdige) affaires. Diep vanbinnen wist en voelde ik dat, maar de angst om alleen te moeten leven was veel sterker. Dus deed ik alsof ik het niet wist. Hij leidde ook een dubbelleven met een collega van de school waar hij lesgaf. De school waar ik na mijn studie ook aan de slag ging. Om maar te zeggen hoe klein mijn wereld was…. Die vrouw werd dus ook een collega van mij. Hij stopte op dat moment met lesgeven en werd voltijds ondernemer. Op een gegeven moment kwam alles uit, tot in het detail, en kon ik niet langer negeren wat ik deep down al vermoedde. De grond zakte onder mijn voeten weg. Ik verloor 12 kg op enkele weken tijd en sliep bijna niet. Ik bleef wel werken, want een doorzetter die haar werk goed wil doen, zo was ik natuurlijk ook. Ze dwongen me om te zwijgen tegen de rest van de collega’s, en tegen mijn familie. Ik was heel, heel alleen met mijn immense verdriet en bedrogenheid.
Het allergrootste dieptepunt
Uiteindelijk ben ik weggegaan bij hem. Mijn ouders hielpen me verhuizen naar een klein appartementje. Ik zakte weg in een zware depressie en heb mijn allergrootste dieptepunt toen beleefd. Ik heb maanden thuis gezeten, wilde niet meer leven… Ik wist gewoon niet meer wat ik moest doen. Uiteindelijk, toen mijn medicatie begon te werken, ben ik weer bij hem gaan wonen omdat ik ervan overtuigd was dat ik niet zonder hem kon leven. Na nog eens een klein jaar vond ik de moed om er definitief een streep onder te trekken.
Ik ben vervolgens enkele keren van werkplek veranderd om toch telkens terug te gaan naar mijn goeie eerste job. Naar het veilige waar ik het kende, waar ik mijn credits verdiend had en waar de leerlingen mij apprecieerden, maar waar tegelijk ook alle herinneringen aan dat toxische huwelijk levend gehouden werden, en de confrontatie met die andere vrouw dagelijkse kost was. Dat heen en weer gaan heeft 10 jaar geduurd. Qua relaties viel ik in die periode ook altijd voor hetzelfde type man: de charmeur waar je niet op kunt bouwen.
Op mijn 26ste ben ik gescheiden, maar dat aantrekken en afstoten is blijven gaan, tussen die andere relaties door. Hij bleef een trigger. Andere mannen konden niet aan hem tippen. Dat is zo zuur, want hij heeft mij gevormd als mens in een periode waarin je heel ontvankelijk bent. Ik heb er heel lang over gedaan om me echt van hem los te scheuren. Maar het moest zo zijn. In therapie zijn mijn oogkleppen afgevallen. Dat is de perfecte uitdrukking daarvoor. “Heb ik mij zo lang laten doen? Mij zo klein gevoeld?” Nooit vergeet ik die ene sessie bij die supergoede therapeute. Ik ben zelf tot het inzicht gekomen, maar zij heeft me zo ver gebracht.
De paniek zal nooit helemaal weggaan
Het angstprobleem is er altijd geweest en dat heeft veel impact gehad op mijn leven. Vroeger had ik ook vermijdingsdrang en ging ik dingen uit de weg. Ik had angst voor de angst. Daardoor ging ik bv. niet op uitwisseling toen ik studeerde en is reizen steeds een enorme uitdaging geweest. Ik heb mezelf wel altijd gedwongen om het te doen en daar ben ik achteraf blij om. In mijn eerste jaar unief, in de aula tijdens de les, kreeg ik mijn eerste paniekaanval. Ik was kotsmisselijk en hoorde niet meer wat de prof zei. Ik kon niet ‘weg’, want ik zat in het midden van de rij. Opstaan en buitenlopen zou de aandacht op me vestigen. Dat was dus een grens die ik niet over kon. Sinds toen focust mijn paniek zich vooral daarop: ergens zijn waar anderen me kunnen zien en beoordelen, en waar ik in nood ‘gezichtsverlies’ zou kunnen lijden. De eeuwige bevestigingsdrang dus. Nu heb ik de paniek vrij goed onder controle, maar het is niet weg en zal altijd een gevoeligheid blijven. Ik heb goede podcasts beluisterd, ben jaren in therapie geweest en heb veel gelezen. Het heeft allemaal een beetje bijgedragen aan het aanpakken van de paniekstoornis.
‘Waarom kan ze niet normaal zijn?’
Mijn ouders hebben enorm veel voor mij gedaan en mij steeds praktisch geholpen en bijgestaan. Ik ben daar oprecht dankbaar voor, maar ik voelde ergens ook teleurstelling bij hen, omdat ik niet vlotjes het normaal uitgestippelde pad bewandelde maar duidelijk wat kwetsbaarder in het leven stond. “Wat is dat nu toch, waarom kan ze niet normaal zijn?”, voelde ik hen denken. En ik dacht het ook over mezelf. Het voelde aan alsof ik niet mocht zijn wie ik was. Dat ik net niet goed genoeg was. Ik denk dat mijn gebrek aan zelfvertrouwen zijn oorsprong vindt in mijn onveilige hechting, en dat mijn ouders op hun beurt zelf onveilig gehecht waren. Dat is iets wat zich vaak generaties na elkaar doorzet en ik wil hen dus geenszins met de vinger wijzen. Ik heb wel het gevoel dat ik met al het werk dat ik gedaan heb, de cirkel heb kunnen doorbreken.
Gelukkig heb ik steeds echt veel gehad aan mijn vrienden. Misschien zijn vrienden nog wel belangrijker dan een liefdesrelatie. Ze zijn er altijd en blijven aanwezig in je leven, ook als je relatie aan diggelen gaat. Bij hen hoef ik me nooit beter of anders voor te doen. Van zodra je voelt dat je je maskers kunt afgooien bij iemand, heb je een echte vriend te pakken. Ik ben ervan overtuigd dat vriendschappen mijn leven gered hebben.
Ondertussen heb ik veel geleerd, gelezen, therapie gevolgd. Ik ben ook ouder geworden en dat heeft mij zeker geholpen. Ouder, rustiger en wijzer. Ik ben mijn eigen pad beginnen te bewandelen. Ik behaalde professionele successen en heb twee kinderen op de wereld gezet met een betrouwbare, ingoede partner. Het is dus niet één ding dat mij geholpen heeft, maar een combinatie van vele zaken. Dat alles brengt mij langzaam maar zeker tot meer vrijheid.
Perfectionisme als identiteit
Soms is mijn perfectionisme nog een valkuil. Dan kijk ik te veel naar details. Maar je moet altijd eerst naar het geheel kijken, zowel in je werk- als in je gezinsleven. Je kan je overal totaal in verliezen als je niet uitkijkt. En social media dragen daar natuurlijk aan bij. Super gevaarlijk, want zij tonen de werkelijkheid niet. Ook jongeren, nog zo kneedbaar en beïnvloedbaar, laten zich er ongewild te vaak aan vangen, met veel faalangst en depressies tot gevolg, volgens mij.
Het leven is nu eenmaal verre van perfect. Perfectie bestaat niet. Een thema dat bij mij nu ook vaak bovenkomt is: wie ben je zonder al die aangeleerde dingen? Ik ben iemand die heel haar leven heeft gedaan wat moest, wat er zogezegd verwacht werd, wat hoorde, wat tot goedkeuring van anderen zou leiden. Dat plichtsbesef is zo dwingend geweest. Vroeger werkte ik bijvoorbeeld alleen maar. Tot ’s nachts en in het weekend toe. Ik genoot niet. Ik doe dat nu pas, nu ik veertig ben. Alles tot in de puntjes klaar en perfect hebben, dat was mijn identiteit. Steeds fijn om daar voor bejubeld te worden, natuurlijk, en telkens weer een bewijs dat ik op zoek ging naar die broodnodige bevestiging. Maar die bevestiging moet natuurlijk uit jezelf komen. En dat lukt mij de laatste jaren steeds beter.
Voorkomen in plaats van genezen
Als ik vroeger meer had geweten over faalangst, hoogsensitiviteit en mentale gezondheid, en als er meer over gesproken was geweest in mijn jeugd, dan was ik niet in zo’n negatieve spiraal beland. Ik wou dat ik als kind al opgepikt was geweest, want in de lagere school uitten mijn problemen zich ook al. Ik denk dat ouders en leerkrachten van nu er sneller bij zijn, en dat is een heel positieve evolutie.
Ik vind het heel belangrijk om het taboe rond mentale problemen te doorbreken omdat er zo veel mensen mee rondlopen. Er is nog te vaak het mechanisme, zeker in Vlaanderen, om alles toe te dekken en erover te zwijgen, en maar door te bijten. Zo duw je mensen in een verwoestend isolement. Hulp zoeken, psychiatrisch of psychologisch, blijft voor velen een taboe. Het is de laatste jaren wel aan het verbeteren, ook in de media en door allerlei campagnes, maar het zit er toch nog. Ik wil iedereen die worstelt een hoopvolle boodschap geven. Zoek écht die hulp, zie de dingen onder ogen, werk eraan, en je komt er doorheen. En ook: je bent niet alleen, er zijn nog mensen zoals jij, en je bent geen freak.
Commentaires